Home / Publicaties / Antitrust, Competition & Trade update: januari en...

Antitrust, Competition & Trade update: januari en februari 2024

In het kort

In een op 18 januari 2024 gepubliceerde uitspraak oordeelt de rechtbank Amsterdam dat zij bevoegd is kennis te nemen van een collectieve actie die Stichting App Stores Claims aanhangig heeft gemaakt namens particuliere en zakelijke gebruikers van de Play Store. De claimstichting stelt Google en haar moederbedrijf Alphabet aansprakelijk voor vermeend misbruik van een economische machtspositie, als gevolg waarvan de gebruikers van de Play Store – kort gezegd – te veel zouden hebben betaald voor hun aankopen. Nu de rechter zich bevoegd acht van de zaak kennis te nemen, zal deze zich buigen over de vraag of de claimstichting de belangen van de gebruikers (exclusief) mag behartigen.

Op 23 januari 2024 publiceert de ACM haar Focus Werkzaamheden voor 2024. De ACM geeft aan zich net als in 2023 op de digitale economie, de energietransitie en verduurzaming te zullen richten. De ACM gaat consumenten en ondernemers voorlichten over hun rechten en plichten onder nieuwe digitale wetgeving (Digital Services Act, Digital Markets Act en Platform-to-Business Verordening). De ACM wil voorts de drukte op het stroomnet aanpakken en de tarieven van leveranciers in de energiemarkt scherp in de gaten blijven houden. Wat betreft verduurzaming zal onverminderd aandacht blijven uitgaan naar misleidende duurzaamheidsclaims (greenwashing).

Op 24 januari 2024 publiceert de ACM de vernieuwde Leidraad samenwerking landbouwers. Daarin zijn de mogelijkheden neergelegd voor samenwerking tussen landbouwers binnen de geldende mededingingsregels. Indien een afspraak voldoet aan de voorwaarden die in de Leidraad worden genoemd is de samenwerking altijd toegestaan, aldus de ACM. Met de praktische Leidraad beoogt de ACM bij te dragen aan het bevorderen van een duurzamere productie en handel in agrarische producten.

Op 30 januari 2024 oordeelt het Gerechtshof Den Bosch dat de leden van het spanstaalkartel, die in 2010 al voor in totaal EUR 500 miljoen door de Europese Commissie waren beboet, een schadevergoeding moeten betalen aan Deutsche Bahn. Waar de vorderingen door de rechtbank eerder nog werden afgewezen wegens verjaring, oordeelt de beroepsrechter dat de producenten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Deutsche Bahn geleden schade. De hoogte van de schadevergoeding zal worden bepaald in een schadestaatprocedure.

Op 2 februari 2024 trekt een consortium van vier telecombedrijven na kennisneming van een voorlopig oordeel van de ACM de klacht in betreffende de uitzendrechten van de Eredivisie. De vier bedrijven (Delta Fiber, KPN, Odido en VodafoneZiggo) hadden op 5 oktober 2023 de ACM verzocht om handhavend op te treden tegen de aan Disney verleende licentierechten met betrekking tot de uitzendrechten van Eredivisievoetbal. Zij voerden aan dat de gunning van de uitzendrechten door middel van een openbare aanbesteding diende te geschieden. De ACM zag echter na haar initiële beoordeling geen reden de overeenkomst op basis waarvan de licentierechten aan Disney zijn verleend als strijdig met de mededingingsregels aan te merken.

Op 9 februari 2024 kondigt DPG Media aan RTL Nederland te willen overnemen en daartoe een concentratiemelding te hebben ingediend. DPG Media is onderdeel van de Belgische DPG Media Group en is met name bekend als uitgever van dagbladen, tijdschriften en online nieuws en eigenaar van radiozenders Qmusic en JOE. De transactie volgt op een recent verbod van de ACM van de overname van Talpa door RTL.

Op 14 februari 2024 kondigt de ACM aan een onderzoek te zijn gestart naar Bol.com. Dit doet de ACM naar aanleiding van signalen uit de markt dat Bol.com zichzelf en bepaalde ondernemers zou hebben bevoordeeld (self preferencing) op haar website. De ACM heeft de exploitant van het online platform vragen gesteld om te kunnen onderzoeken of daar inderdaad sprake van is.

Op 14 februari 2024 wijst de ACM het bezwaar van deelnemers van het inkoopkartel voor eieren tegen de door de ACM aan hen opgelegde boetes af. De ACM had op 22 december 2022 drie fabrikanten van eierproducten beboet wegens het onderling afstemmen van inkoopprijzen, verdelen van leveranciers en delen van concurrentiegevoelige informatie.

De rechtbank Rotterdam verklaart op 19 februari 2024 het beroep van een derde-belanghebbende niet ontvankelijk betreffende de vergunning voor de overname Landal door Roompot. De ACM had de vergunning verleend onder toezegging van het afstoten van enkele vakantieparken aan een derde partij, Dormio. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheid dat de belanghebbende vakantieaccommodaties bezit op een aan Dormio overgegaan vakantiepark in dit geval niet voldoende is om als belanghebbende te worden aangemerkt.

Op 21 februari 2024 publiceert hoofdeconoom van de ACM Paul de Bijl een blog over zijn visie omtrent de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven, vooral in de digitale economie. Hij betoogt dat steeds verdergaande regulering onvoldoende is om de cirkel te doorbreken. De oplossing ziet hij in “corporate purpose”. Dat houdt in dat bedrijven wel streven naar winst, maar niet naar het afwentelen van de kosten op anderen.

Op 27 februari 2024 bevestigt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een door de ACM aan een deelnemer van het dakdekkerskartel in 2020 opgelegde boete. Tijdens een aanbesteding met vier inschrijvende partijen voor een renovatieklus in Amsterdam hadden twee dakdekkers  vooraf heimelijke afspraken gemaakt over hun inschrijving. Net als de rechtbank Rotterdam oordeelt het CBb dat de ACM het bewijs dat zij had verzameld in haar onderzoek niet verkeerd had beoordeeld. De boete blijft dus in stand.

Gerechtshof oordeelt dat twee liftproducenten onrechtmatig hebben gehandeld jegens woningcorporaties en andere afnemers

Het Gerechtshof Den Haag heeft op 23 januari 2024 voor recht verklaard dat de liftproducenten Kone en Otis onrechtmatig hebben gehandeld jegens Nederlandse woningcorporaties en andere afnemers van liften en roltrappen van de producenten. De producenten zijn aansprakelijk voor de nader te bepalen schade, aldus de beroepsrechter.

Op 21 februari 2007 had de Europese Commissie boetes opgelegd van in totaal  bijna één miljard euro wegens schending van het kartelverbod door vijf lift- en roltrapfabrikanten die actief zijn op de Europese markt. Er waren onderling afspraken gemaakt over de verdeling van de markt voor de installatie en het onderhoud van hun producten, alsmede over de toewijzing van openbare aanbestedingen (bid rigging).

Sindsdien zijn meerdere claimstichtingen in het leven geroepen namens de gedupeerde afnemers van liften en roltrappen in Nederland. Zowel Stichting Elevator Cartel Claim als Stichting De Glazen Lift hebben bij de rechtbank Rotterdam vorderingen ingediend. De rechtbank heeft die toegekend waarna de liftproducenten beroep hebben aangetekend. 

Het Gerechtshof wijst het argument van Kone en Otis dat de precieze prijseffecten van het kartel onmogelijk te meten zijn en de kartelinbreuk geen prijsopdrijvend effect zou hebben gehad af. Enkel relevant is dat vast komt te staan dat aannemelijk is dat het kartel tot hogere prijzen heeft geleid en niet dat die hogere prijzen daadwerkelijk vast zijn komen te staan.

Gerechtshof Den Haag 23 januari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:141)
Gerechtshof Den Haag 23 januari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:132)

Gerechtshof wijst schadevergoedingsvorderingen af wegens niet vaststaan van toerekenbaarheid schade aan ACM

Op 30 januari 2024 wijst het Gerechtshof Den Haag de schadevergoedingsvorderingen van enkele huizenhandelaren tegen de ACM af.

Eind 2011 had de ACM  boetes opgelegd aan huizenhandelaren wegens schending van het kartelverbod. Uit onderzoek was gebleken dat deze handelaren bij executieveilingen samenwerkten om zowel de inzet- als afmijnprijs zo laag mogelijk te houden. Hierna konden de handelaren de onroerende goederen in een besloten "naveiling" aan elkaar voor hogere prijzen doorverkopen, waarbij het verschil in prijs tussen beide veilingen onderling verdeeld werd.

De boetebesluiten van de ACM zijn in 2017 door het CBb herroepen, hoofdzakelijk omdat de ACM onvoldoende duidelijk had gemaakt waarom alle gedragingen als een enkele voortdurende inbreuk van het kartelverbod golden. Daarvan is enkel sprake wanneer de ACM een plan daartoe kan aantonen. Het CBb oordeelde dat de ACM dat ten aanzien van een groot aantal zogenoemde "besmette veilingen" niet had gedaan. Het CBb was van oordeel dat de ACM bij de executieveilingen waar een naveiling had plaatsgevonden wel voldoende had aangetoond dat die gedragingen het doel hadden de mededinging te beperken. Nu de besluiten van de ACM echter gestoeld waren op het bestaan van een enkele voortdurende inbreuk ten aanzien van alle "besmette veilingen" kon het CBb de besluiten niet in stand houden.

Daarop heeft een groep handelaren collectief met de ACM onderhandeld over een minnelijke regeling ter compensatie van de schade die de handelaren als gevolg van het handelen en de publicaties van de ACM stelden te hebben geleden. Daaronder viel ook de schade die de handelaren zouden hebben geleden door het opzeggen van de bancaire relatie van hun bank naar aanleiding van de oorspronkelijke besluiten van de ACM.

De onderhandeling met de ACM resulteerde in een vaststellingsovereenkomst (VSO) waarin de handelaren een vaste vergoeding werd geboden. In aanvulling daarop konden de handelaren voor een hogere vergoeding in aanmerking komen als ze aan bepaalde voorwaarden voldeden. Die voorwaarden heeft de ACM vastgelegd in een aanvullend schikkingskader. De handelaren die niet met dit aanvullend schikkingskader instemden, hebben via een gerechtelijke procedure alsnog getracht (aanvullende) schadevergoeding van de ACM te vorderen. Daarin voerden zij aan dat de ACM in de VSO een causaal verband aanvaardde tussen haar handelen en de door de handelaren geleden schade waardoor de ACM schadeplichtig was voor alle geleden schade. Deze argumentatie trof bij de rechtbank geen doel.

Net als de rechtbank wijst het Gerechtshof de vorderingen af. In tegenstelling tot wat partijen aanvoerden had de ACM in de VSO geen blijk gegeven van een causaal verband tussen de daarin vastgelegde vergoedingen en de handelingen van de ACM. De handelaren hadden volgens het Gerechtshof dus niet kunnen volstaan met een verwijzing naar dat kennelijk aanvaarde causale verband, maar hadden hun vorderingen beter moeten onderbouwen. Voorts oordeelt het Gerechtshof dat schade die zag op het opzeggen van de bankrelatie door de bank van de handelaren als gevolg van hun mededingingsbeperkende gedragingen niet aan de ACM was toe te rekenen.

Gerechtshof Den Haag 30 januari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:59)
Rechtbank Den Haag 15 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:13809)

Auteurs

Edmon Oude Elferink
Edmon Oude Elferink
Partner
Advocaat
Amsterdam
Annemieke Hazelhoff
Annemieke Hazelhoff
Counsel
Advocaat
Amsterdam

Nieuwsbrief

Heeft u interesse in onze nieuwsbrieven en uitnodigingen voor events? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief.

Contactpersonen

Edmon Oude Elferink
Partner
Advocaat
Amsterdam
T +32 26 5004 54
Annemieke Hazelhoff
Counsel
Advocaat
Amsterdam
T +31 20 3016 437